bacterie

- bac·te·rie
- van modern Latijn bacterium, in 1838 bedacht door de Duitse arts C.G. Ehrenberg
, in de betekenis van ‘eencellig organisme’ voor het eerst aangetroffen in 1868 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bacterie | bacteriën |
verkleinwoord | bacterietje | bacterietjes |
de bacterie v
- (biologie) (medisch) ééncellig micro-organisme dat zich snel kan vermenigvuldigen en rotting, gisting en ziekte kan veroorzaken
- Een verkoudheid wordt meestal veroorzaakt door een virus en niet door een bacterie.
- ▸ Eén long, waarin een mysterieuze bacterie zich had genesteld, hing als een verschrompelde vrucht in de borstkas. Nu was de tweede aan de beurt.[4]
- ▸ Waarom moest juist zíj een bacterie oplopen waartegen de moderne, medische wetenschap machteloos stond?[5]
|
- Het woord bacterie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bacterie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bacterie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bacterie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Safae el Khannoussi“Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim
, ISBN 9789493339125
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be