binnenvliegen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenvliegen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnenvliegen | binnen te vliegen | ||||||
toekomend | zullen binnenvliegen binnen zullen vliegen |
te zullen binnenvliegen binnen te zullen vliegen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn binnengevlogen | te zijn binnengevlogen | ||||||
toekomend | binnengevlogen zullen zijn | binnengevlogen te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
binnenvliegend | binnengevlogen | ev. vlieg binnen |
mv. verouderd vliegt binnen |
vliege binnen (bijzin) binnenvliege | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | vlieg binnen | vliegt binnen | vliegt binnen | vliegt binnen | vliegt binnen | vliegen binnen | vliegen binnen | vliegen binnen | |
verleden (o.v.t.) | vloog binnen | vloog binnen | vloog binnen | vloog binnen | vloog binnen | vlogen binnen | vlogen binnen | vlogen binnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenvliegen | zult/zal binnenvliegen | zult/zal binnenvliegen | zult binnenvliegen | zal binnenvliegen | zullen binnenvliegen | zullen binnenvliegen | zullen binnenvliegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenvliegen | zou binnenvliegen | zou(dt) binnenvliegen | zoudt binnenvliegen | zou binnenvliegen | zouden binnenvliegen | zouden binnenvliegen | zouden binnenvliegen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | binnenvlieg | binnenvliegt | binnenvliegt | binnenvliegt | binnenvliegt | binnenvliegen | binnenvliegen | binnenvliegen | |
verleden (o.v.t.) | binnenvloog | binnenvloog | binnenvloog | binnenvloog | binnenvloog | binnenvlogen | binnenvlogen | binnenvlogen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenvliegen binnen zal vliegen |
zult/zal binnenvliegen binnen zult/zal vliegen |
zult/zal binnenvliegen binnen zult/zal vliegen |
zult binnenvliegen binnen zult vliegen |
zal binnenvliegen binnen zal vliegen |
zullen binnenvliegen binnen zullen vliegen |
zullen binnenvliegen binnen zullen vliegen |
zullen binnenvliegen binnen zullen vliegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenvliegen binnen zou vliegen |
zou binnenvliegen binnen zou vliegen |
zou(dt) binnenvliegen binnen zou(dt) vliegen |
zoudt binnenvliegen binnen zoudt vliegen |
zou binnenvliegen binnen zou vliegen |
zouden binnenvliegen binnen zouden vliegen |
zouden binnenvliegen binnen zouden vliegen |
zouden binnenvliegen binnen zouden vliegen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben binnengevlogen | bent binnengevlogen | bent/is binnengevlogen | zijt binnengevlogen | is binnengevlogen | zijn binnengevlogen | zijn binnengevlogen | zijn binnengevlogen | |
verleden (v.v.t.) | was binnengevlogen | was binnengevlogen | was binnengevlogen | waart binnengevlogen | was binnengevlogen | waren binnengevlogen | waren binnengevlogen | waren binnengevlogen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengevlogen zijn | zal/zult binnengevlogen zijn | zult/zal binnengevlogen zijn | zult binnengevlogen zijn | zal binnengevlogen zijn | zullen binnengevlogen zijn | zullen binnengevlogen zijn | zullen binnengevlogen zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengevlogen zijn | zou binnengevlogen zijn | zou/zoudt binnengevlogen zijn | zoudt binnengevlogen zijn | zou binnengevlogen zijn | zouden binnengevlogen zijn | zouden binnengevlogen zijn | zouden binnengevlogen zijn |