binnenstormen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenstormen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnenstormen | binnen te stormen | ||||||
toekomend | zullen binnenstormen binnen zullen stormen |
te zullen binnenstormen binnen te zullen stormen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn binnengestormd | te zijn binnengestormd | ||||||
toekomend | binnengestormd zullen zijn | binnengestormd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
binnenstormend | binnengestormd | ev. storm binnen |
mv. verouderd stormt binnen |
storme binnen (bijzin) binnenstorme | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | storm binnen | stormt binnen | stormt binnen | stormt binnen | stormt binnen | stormen binnen | stormen binnen | stormen binnen | |
verleden (o.v.t.) | stormde binnen | stormde binnen | stormde binnen | stormde binnen | stormde binnen | stormden binnen | stormden binnen | stormden binnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenstormen | zult/zal binnenstormen | zult/zal binnenstormen | zult binnenstormen | zal binnenstormen | zullen binnenstormen | zullen binnenstormen | zullen binnenstormen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenstormen | zou binnenstormen | zou(dt) binnenstormen | zoudt binnenstormen | zou binnenstormen | zouden binnenstormen | zouden binnenstormen | zouden binnenstormen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | binnenstorm | binnenstormt | binnenstormt | binnenstormt | binnenstormt | binnenstormen | binnenstormen | binnenstormen | |
verleden (o.v.t.) | binnenstormde | binnenstormde | binnenstormde | binnenstormde | binnenstormde | binnenstormden | binnenstormden | binnenstormden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenstormen binnen zal stormen |
zult/zal binnenstormen binnen zult/zal stormen |
zult/zal binnenstormen binnen zult/zal stormen |
zult binnenstormen binnen zult stormen |
zal binnenstormen binnen zal stormen |
zullen binnenstormen binnen zullen stormen |
zullen binnenstormen binnen zullen stormen |
zullen binnenstormen binnen zullen stormen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenstormen binnen zou stormen |
zou binnenstormen binnen zou stormen |
zou(dt) binnenstormen binnen zou(dt) stormen |
zoudt binnenstormen binnen zoudt stormen |
zou binnenstormen binnen zou stormen |
zouden binnenstormen binnen zouden stormen |
zouden binnenstormen binnen zouden stormen |
zouden binnenstormen binnen zouden stormen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben binnengestormd | bent binnengestormd | bent/is binnengestormd | zijt binnengestormd | is binnengestormd | zijn binnengestormd | zijn binnengestormd | zijn binnengestormd | |
verleden (v.v.t.) | was binnengestormd | was binnengestormd | was binnengestormd | waart binnengestormd | was binnengestormd | waren binnengestormd | waren binnengestormd | waren binnengestormd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengestormd zijn | zal/zult binnengestormd zijn | zult/zal binnengestormd zijn | zult binnengestormd zijn | zal binnengestormd zijn | zullen binnengestormd zijn | zullen binnengestormd zijn | zullen binnengestormd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengestormd zijn | zou binnengestormd zijn | zou/zoudt binnengestormd zijn | zoudt binnengestormd zijn | zou binnengestormd zijn | zouden binnengestormd zijn | zouden binnengestormd zijn | zouden binnengestormd zijn |