• bil·le
vervoeging van
billen

bille

  1. aanvoegende wijs van billen


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bille     billen     biller     billerne  
genitief   billes     billens     billers     billernes  

bille g

  1. (kevers) kever
 
Bille (skovskarnbasse)


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bille     le bille     billes     les billes  

bille v

  1. houtblok
  2. (speelgoed) knikker [1]
  3. (spel) biljartbal
  4. (spreektaal) idioot, domkop
    «J’suis passé pour une bille quand le prof m’a envoyé au tableau.»
    Ik stond voor schut, toen de leraar me naar het bord riep. [1]
  5. (spreektaal) bek, bakkes, kop
    «Il a une bille de billard.»
    Hij heeft een kale knikker [1]
  6. (spreektaal) oog
    «On a roulé des billes quand le Père Noël est entré en pyjama.»
    We stonden raar te kijken (letterlijk: rolden met de ogen) toen de kerstman binnenkwam in pyjama. [1]
  • [2] jouer aux billes
    • knikkeren
  • [2] reprendre ses billes
    • zich terugtrekken
  • [2] stylo à bille
    • balpen