bijvullen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bijvullen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijvullen | bij te vullen | ||||||||
toekomend | zullen bijvullen bij zullen vullen |
te zullen bijvullen bij te zullen vullen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bijgevuld | te hebben bijgevuld | ||||||||
toekomend | bijgevuld zullen hebben | bijgevuld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bijvullend | bijgevuld | ev. vul bij |
mv. verouderd vult bij |
vulle bij (bijzin) bijvulle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vul bij | vult bij | vult bij | vult bij | vult bij | vullen bij | vullen bij | vullen bij | |||
verleden (o.v.t.) | vulde bij | vulde bij | vulde bij | vulde bij | vulde bij | vulden bij | vulden bij | vulden bij | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijvullen | zult/zal bijvullen | zult/zal bijvullen | zult bijvullen | zal bijvullen | zullen bijvullen | zullen bijvullen | zullen bijvullen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijvullen | zou bijvullen | zou(dt) bijvullen | zoudt bijvullen | zou bijvullen | zouden bijvullen | zouden bijvullen | zouden bijvullen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bijvul | bijvult | bijvult | bijvult | bijvult | bijvullen | bijvullen | bijvullen | |||
verleden (o.v.t.) | bijvulde | bijvulde | bijvulde | bijvulde | bijvulde | bijvulden | bijvulden | bijvulden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijvullen bij zal vullen |
zult/zal bijvullen bij zult/zal vullen |
zult/zal bijvullen bij zult/zal vullen |
zult bijvullen bij zult vullen |
zal bijvullen bij zal vullen |
zullen bijvullen bij zullen vullen |
zullen bijvullen bij zullen vullen |
zullen bijvullen bij zullen vullen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijvullen bij zou vullen |
zou bijvullen bij zou vullen |
zou(dt) bijvullen bij zou(dt) vullen |
zoudt bijvullen bij zoudt vullen |
zou bijvullen bij zou vullen |
zouden bijvullen bij zouden vullen |
zouden bijvullen bij zouden vullen |
zouden bijvullen bij zouden vullen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bijgevuld | hebt bijgevuld | hebt/heeft bijgevuld | hebt bijgevuld | heeft bijgevuld | hebben bijgevuld | hebben bijgevuld | hebben bijgevuld | |||
verleden (v.v.t.) | had bijgevuld | had bijgevuld | had bijgevuld | hadt bijgevuld | had bijgevuld | hadden bijgevuld | hadden bijgevuld | hadden bijgevuld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijgevuld hebben | zal/zult bijgevuld hebben | zult/zal bijgevuld hebben | zult bijgevuld hebben | zal bijgevuld hebben | zullen bijgevuld hebben | zullen bijgevuld hebben | zullen bijgevuld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijgevuld hebben | zou bijgevuld hebben | zou/zoudt bijgevuld hebben | zoudt bijgevuld hebben | zou bijgevuld hebben | zouden bijgevuld hebben | zouden bijgevuld hebben | zouden bijgevuld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bijgevuld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bijgevuld | er is bijgevuld | |||||||||
verleden | er werd bijgevuld | er was bijgevuld | |||||||||
toekomend | er zal bijgevuld worden | er zal bijgevuld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bijgevuld worden | er zou bijgevuld zijn | |||||||||
lijdende vorm bijgevuld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijgevuld worden | bijgevuld te worden | ||||||||
toekomend | bijgevuld zullen worden | bijgevuld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bijgevuld zijn | bijgevuld te zijn | ||||||||
toekomend | bijgevuld zullen zijn | bijgevuld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bijgevuld | wordt bijgevuld | wordt bijgevuld | wordt bijgevuld | wordt bijgevuld | worden bijgevuld | worden bijgevuld | worden bijgevuld | |||
verleden (o.v.t.) | werd bijgevuld | werd bijgevuld | werd bijgevuld | werdt bijgevuld | werd bijgevuld | werden bijgevuld | werden bijgevuld | werden bijgevuld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijgevuld worden | zult bijgevuld worden | zult bijgevuld worden | zult bijgevuld worden | zal bijgevuld worden | zullen bijgevuld worden | zullen bijgevuld worden | zullen bijgevuld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijgevuld worden | zou bijgevuld worden | zou/zoudt bijgevuld worden | zoudt bijgevuld worden | zou bijgevuld worden | zouden bijgevuld worden | zouden bijgevuld worden | zouden bijgevuld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bijgevuld | bent bijgevuld | bent/is bijgevuld | zijt bijgevuld | is bijgevuld | zijn bijgevuld | zijn bijgevuld | zijn bijgevuld | |||
verleden (v.v.t.) | was bijgevuld | was bijgevuld | was bijgevuld | waart bijgevuld | was bijgevuld | waren bijgevuld | waren bijgevuld | waren bijgevuld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijgevuld zijn | zult bijgevuld zijn | zult bijgevuld zijn | zult bijgevuld zijn | zal bijgevuld zijn | zullen bijgevuld zijn | zullen bijgevuld zijn | zullen bijgevuld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijgevuld zijn | zou bijgevuld zijn | zou/zoudt bijgevuld zijn | zoudt bijgevuld zijn | zou bijgevuld zijn | zouden bijgevuld zijn | zouden bijgevuld zijn | zouden bijgevuld zijn |