bijeenhouden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bijeenhouden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijeenhouden | bijeen te houden | ||||||||
toekomend | zullen bijeenhouden bijeen zullen houden |
te zullen bijeenhouden bijeen te zullen houden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bijeengehouden | te hebben bijeengehouden | ||||||||
toekomend | bijeengehouden zullen hebben | bijeengehouden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bijeenhoudend | bijeengehouden | ev. hou bijeen/ houd bijeen |
mv. verouderd houdt bijeen |
houde bijeen (bijzin) bijeenhoude | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hou bijeen/ houd bijeen | houdt bijeen | houdt bijeen | houdt bijeen | houdt bijeen | houden bijeen | houden bijeen | houden bijeen | |||
verleden (o.v.t.) | hield bijeen | hield bijeen | hield bijeen | hield bijeen | hield bijeen | hielden bijeen | hielden bijeen | hielden bijeen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijeenhouden | zult/zal bijeenhouden | zult/zal bijeenhouden | zult bijeenhouden | zal bijeenhouden | zullen bijeenhouden | zullen bijeenhouden | zullen bijeenhouden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijeenhouden | zou bijeenhouden | zou(dt) bijeenhouden | zoudt bijeenhouden | zou bijeenhouden | zouden bijeenhouden | zouden bijeenhouden | zouden bijeenhouden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bijeenhou/ bijeenhoud | bijeenhoudt | bijeenhoudt | bijeenhoudt | bijeenhoudt | bijeenhouden | bijeenhouden | bijeenhouden | |||
verleden (o.v.t.) | bijeenhield | bijeenhield | bijeenhield | bijeenhield | bijeenhield | bijeenhielden | bijeenhielden | bijeenhielden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijeenhouden bijeen zal houden |
zult/zal bijeenhouden bijeen zult/zal houden |
zult/zal bijeenhouden bijeen zult/zal houden |
zult bijeenhouden bijeen zult houden |
zal bijeenhouden bijeen zal houden |
zullen bijeenhouden bijeen zullen houden |
zullen bijeenhouden bijeen zullen houden |
zullen bijeenhouden bijeen zullen houden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijeenhouden bijeen zou houden |
zou bijeenhouden bijeen zou houden |
zou(dt) bijeenhouden bijeen zou(dt) houden |
zoudt bijeenhouden bijeen zoudt houden |
zou bijeenhouden bijeen zou houden |
zouden bijeenhouden bijeen zouden houden |
zouden bijeenhouden bijeen zouden houden |
zouden bijeenhouden bijeen zouden houden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bijeengehouden | hebt bijeengehouden | hebt/heeft bijeengehouden | hebt bijeengehouden | heeft bijeengehouden | hebben bijeengehouden | hebben bijeengehouden | hebben bijeengehouden | |||
verleden (v.v.t.) | had bijeengehouden | had bijeengehouden | had bijeengehouden | hadt bijeengehouden | had bijeengehouden | hadden bijeengehouden | hadden bijeengehouden | hadden bijeengehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijeengehouden hebben | zal/zult bijeengehouden hebben | zult/zal bijeengehouden hebben | zult bijeengehouden hebben | zal bijeengehouden hebben | zullen bijeengehouden hebben | zullen bijeengehouden hebben | zullen bijeengehouden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijeengehouden hebben | zou bijeengehouden hebben | zou/zoudt bijeengehouden hebben | zoudt bijeengehouden hebben | zou bijeengehouden hebben | zouden bijeengehouden hebben | zouden bijeengehouden hebben | zouden bijeengehouden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bijeengehouden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bijeengehouden | er is bijeengehouden | |||||||||
verleden | er werd bijeengehouden | er was bijeengehouden | |||||||||
toekomend | er zal bijeengehouden worden | er zal bijeengehouden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bijeengehouden worden | er zou bijeengehouden zijn | |||||||||
lijdende vorm bijeengehouden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijeengehouden worden | bijeengehouden te worden | ||||||||
toekomend | bijeengehouden zullen worden | bijeengehouden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bijeengehouden zijn | bijeengehouden te zijn | ||||||||
toekomend | bijeengehouden zullen zijn | bijeengehouden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bijeengehouden | wordt bijeengehouden | wordt bijeengehouden | wordt bijeengehouden | wordt bijeengehouden | worden bijeengehouden | worden bijeengehouden | worden bijeengehouden | |||
verleden (o.v.t.) | werd bijeengehouden | werd bijeengehouden | werd bijeengehouden | werdt bijeengehouden | werd bijeengehouden | werden bijeengehouden | werden bijeengehouden | werden bijeengehouden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijeengehouden worden | zult bijeengehouden worden | zult bijeengehouden worden | zult bijeengehouden worden | zal bijeengehouden worden | zullen bijeengehouden worden | zullen bijeengehouden worden | zullen bijeengehouden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijeengehouden worden | zou bijeengehouden worden | zou/zoudt bijeengehouden worden | zoudt bijeengehouden worden | zou bijeengehouden worden | zouden bijeengehouden worden | zouden bijeengehouden worden | zouden bijeengehouden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bijeengehouden | bent bijeengehouden | bent/is bijeengehouden | zijt bijeengehouden | is bijeengehouden | zijn bijeengehouden | zijn bijeengehouden | zijn bijeengehouden | |||
verleden (v.v.t.) | was bijeengehouden | was bijeengehouden | was bijeengehouden | waart bijeengehouden | was bijeengehouden | waren bijeengehouden | waren bijeengehouden | waren bijeengehouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijeengehouden zijn | zult bijeengehouden zijn | zult bijeengehouden zijn | zult bijeengehouden zijn | zal bijeengehouden zijn | zullen bijeengehouden zijn | zullen bijeengehouden zijn | zullen bijeengehouden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijeengehouden zijn | zou bijeengehouden zijn | zou/zoudt bijeengehouden zijn | zoudt bijeengehouden zijn | zou bijeengehouden zijn | zouden bijeengehouden zijn | zouden bijeengehouden zijn | zouden bijeengehouden zijn |