bijeenhielden
- bij·een·hiel·den
vervoeging van |
---|
bijeenhouden |
bijeenhielden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van bijeenhouden
- ...dat wij bijeenhielden.
- ...dat jullie bijeenhielden.
- ...dat zij bijeenhielden.
- ...dat wij bijeenhielden.
- Het woord bijeenhielden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.