bijbrengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bijbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijbrengen | bij te brengen | ||||||||
toekomend | zullen bijbrengen bij zullen brengen |
te zullen bijbrengen bij te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bijgebracht | te hebben bijgebracht | ||||||||
toekomend | bijgebracht zullen hebben | bijgebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bijbrengend | bijgebracht | ev. breng bij |
mv. verouderd brengt bij |
brenge bij (bijzin) bijbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng bij | brengt bij | brengt bij | brengt bij | brengt bij | brengen bij | brengen bij | brengen bij | |||
verleden (o.v.t.) | bracht bij | bracht bij | bracht bij | bracht bij | bracht bij | brachten bij | brachten bij | brachten bij | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijbrengen | zult/zal bijbrengen | zult/zal bijbrengen | zult bijbrengen | zal bijbrengen | zullen bijbrengen | zullen bijbrengen | zullen bijbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijbrengen | zou bijbrengen | zou(dt) bijbrengen | zoudt bijbrengen | zou bijbrengen | zouden bijbrengen | zouden bijbrengen | zouden bijbrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bijbreng | bijbrengt | bijbrengt | bijbrengt | bijbrengt | bijbrengen | bijbrengen | bijbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | bijbracht | bijbracht | bijbracht | bijbracht | bijbracht | bijbrachten | bijbrachten | bijbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijbrengen bij zal brengen |
zult/zal bijbrengen bij zult/zal brengen |
zult/zal bijbrengen bij zult/zal brengen |
zult bijbrengen bij zult brengen |
zal bijbrengen bij zal brengen |
zullen bijbrengen bij zullen brengen |
zullen bijbrengen bij zullen brengen |
zullen bijbrengen bij zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijbrengen bij zou brengen |
zou bijbrengen bij zou brengen |
zou(dt) bijbrengen bij zou(dt) brengen |
zoudt bijbrengen bij zoudt brengen |
zou bijbrengen bij zou brengen |
zouden bijbrengen bij zouden brengen |
zouden bijbrengen bij zouden brengen |
zouden bijbrengen bij zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bijgebracht | hebt bijgebracht | hebt/heeft bijgebracht | hebt bijgebracht | heeft bijgebracht | hebben bijgebracht | hebben bijgebracht | hebben bijgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had bijgebracht | had bijgebracht | had bijgebracht | hadt bijgebracht | had bijgebracht | hadden bijgebracht | hadden bijgebracht | hadden bijgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijgebracht hebben | zal/zult bijgebracht hebben | zult/zal bijgebracht hebben | zult bijgebracht hebben | zal bijgebracht hebben | zullen bijgebracht hebben | zullen bijgebracht hebben | zullen bijgebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijgebracht hebben | zou bijgebracht hebben | zou/zoudt bijgebracht hebben | zoudt bijgebracht hebben | zou bijgebracht hebben | zouden bijgebracht hebben | zouden bijgebracht hebben | zouden bijgebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bijgebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bijgebracht | er is bijgebracht | |||||||||
verleden | er werd bijgebracht | er was bijgebracht | |||||||||
toekomend | er zal bijgebracht worden | er zal bijgebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bijgebracht worden | er zou bijgebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm bijgebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijgebracht worden | bijgebracht te worden | ||||||||
toekomend | bijgebracht zullen worden | bijgebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bijgebracht zijn | bijgebracht te zijn | ||||||||
toekomend | bijgebracht zullen zijn | bijgebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bijgebracht | wordt bijgebracht | wordt bijgebracht | wordt bijgebracht | wordt bijgebracht | worden bijgebracht | worden bijgebracht | worden bijgebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd bijgebracht | werd bijgebracht | werd bijgebracht | werdt bijgebracht | werd bijgebracht | werden bijgebracht | werden bijgebracht | werden bijgebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijgebracht worden | zult bijgebracht worden | zult bijgebracht worden | zult bijgebracht worden | zal bijgebracht worden | zullen bijgebracht worden | zullen bijgebracht worden | zullen bijgebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijgebracht worden | zou bijgebracht worden | zou/zoudt bijgebracht worden | zoudt bijgebracht worden | zou bijgebracht worden | zouden bijgebracht worden | zouden bijgebracht worden | zouden bijgebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bijgebracht | bent bijgebracht | bent/is bijgebracht | zijt bijgebracht | is bijgebracht | zijn bijgebracht | zijn bijgebracht | zijn bijgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was bijgebracht | was bijgebracht | was bijgebracht | waart bijgebracht | was bijgebracht | waren bijgebracht | waren bijgebracht | waren bijgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijgebracht zijn | zult bijgebracht zijn | zult bijgebracht zijn | zult bijgebracht zijn | zal bijgebracht zijn | zullen bijgebracht zijn | zullen bijgebracht zijn | zullen bijgebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijgebracht zijn | zou bijgebracht zijn | zou/zoudt bijgebracht zijn | zoudt bijgebracht zijn | zou bijgebracht zijn | zouden bijgebracht zijn | zouden bijgebracht zijn | zouden bijgebracht zijn |