bijbestellen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bijbestellen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijbestellen | bij te bestellen | ||||||||
toekomend | zullen bijbestellen bij zullen bestellen |
te zullen bijbestellen bij te zullen bestellen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bijbesteld | te hebben bijbesteld | ||||||||
toekomend | bijbesteld zullen hebben | bijbesteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bijbestellend | bijbesteld | ev. bestel bij |
mv. verouderd bestelt bij |
bestelle bij (bijzin) bijbestelle | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bestel bij | bestelt bij | bestelt bij | bestelt bij | bestelt bij | bestellen bij | bestellen bij | bestellen bij | |||
verleden (o.v.t.) | bestelde bij | bestelde bij | bestelde bij | bestelde bij | bestelde bij | bestelden bij | bestelden bij | bestelden bij | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijbestellen | zult/zal bijbestellen | zult/zal bijbestellen | zult bijbestellen | zal bijbestellen | zullen bijbestellen | zullen bijbestellen | zullen bijbestellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijbestellen | zou bijbestellen | zou(dt) bijbestellen | zoudt bijbestellen | zou bijbestellen | zouden bijbestellen | zouden bijbestellen | zouden bijbestellen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bijbestel | bijbestelt | bijbestelt | bijbestelt | bijbestelt | bijbestellen | bijbestellen | bijbestellen | |||
verleden (o.v.t.) | bijbestelde | bijbestelde | bijbestelde | bijbestelde | bijbestelde | bijbestelden | bijbestelden | bijbestelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijbestellen bij zal bestellen |
zult/zal bijbestellen bij zult/zal bestellen |
zult/zal bijbestellen bij zult/zal bestellen |
zult bijbestellen bij zult bestellen |
zal bijbestellen bij zal bestellen |
zullen bijbestellen bij zullen bestellen |
zullen bijbestellen bij zullen bestellen |
zullen bijbestellen bij zullen bestellen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijbestellen bij zou bestellen |
zou bijbestellen bij zou bestellen |
zou(dt) bijbestellen bij zou(dt) bestellen |
zoudt bijbestellen bij zoudt bestellen |
zou bijbestellen bij zou bestellen |
zouden bijbestellen bij zouden bestellen |
zouden bijbestellen bij zouden bestellen |
zouden bijbestellen bij zouden bestellen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bijbesteld | hebt bijbesteld | hebt/heeft bijbesteld | hebt bijbesteld | heeft bijbesteld | hebben bijbesteld | hebben bijbesteld | hebben bijbesteld | |||
verleden (v.v.t.) | had bijbesteld | had bijbesteld | had bijbesteld | hadt bijbesteld | had bijbesteld | hadden bijbesteld | hadden bijbesteld | hadden bijbesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijbesteld hebben | zal/zult bijbesteld hebben | zult/zal bijbesteld hebben | zult bijbesteld hebben | zal bijbesteld hebben | zullen bijbesteld hebben | zullen bijbesteld hebben | zullen bijbesteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijbesteld hebben | zou bijbesteld hebben | zou/zoudt bijbesteld hebben | zoudt bijbesteld hebben | zou bijbesteld hebben | zouden bijbesteld hebben | zouden bijbesteld hebben | zouden bijbesteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bijbesteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bijbesteld | er is bijbesteld | |||||||||
verleden | er werd bijbesteld | er was bijbesteld | |||||||||
toekomend | er zal bijbesteld worden | er zal bijbesteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bijbesteld worden | er zou bijbesteld zijn | |||||||||
lijdende vorm bijbesteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bijbesteld worden | bijbesteld te worden | ||||||||
toekomend | bijbesteld zullen worden | bijbesteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bijbesteld zijn | bijbesteld te zijn | ||||||||
toekomend | bijbesteld zullen zijn | bijbesteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bijbesteld | wordt bijbesteld | wordt bijbesteld | wordt bijbesteld | wordt bijbesteld | worden bijbesteld | worden bijbesteld | worden bijbesteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd bijbesteld | werd bijbesteld | werd bijbesteld | werdt bijbesteld | werd bijbesteld | werden bijbesteld | werden bijbesteld | werden bijbesteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bijbesteld worden | zult bijbesteld worden | zult bijbesteld worden | zult bijbesteld worden | zal bijbesteld worden | zullen bijbesteld worden | zullen bijbesteld worden | zullen bijbesteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bijbesteld worden | zou bijbesteld worden | zou/zoudt bijbesteld worden | zoudt bijbesteld worden | zou bijbesteld worden | zouden bijbesteld worden | zouden bijbesteld worden | zouden bijbesteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bijbesteld | bent bijbesteld | bent/is bijbesteld | zijt bijbesteld | is bijbesteld | zijn bijbesteld | zijn bijbesteld | zijn bijbesteld | |||
verleden (v.v.t.) | was bijbesteld | was bijbesteld | was bijbesteld | waart bijbesteld | was bijbesteld | waren bijbesteld | waren bijbesteld | waren bijbesteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bijbesteld zijn | zult bijbesteld zijn | zult bijbesteld zijn | zult bijbesteld zijn | zal bijbesteld zijn | zullen bijbesteld zijn | zullen bijbesteld zijn | zullen bijbesteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bijbesteld zijn | zou bijbesteld zijn | zou/zoudt bijbesteld zijn | zoudt bijbesteld zijn | zou bijbesteld zijn | zouden bijbesteld zijn | zouden bijbesteld zijn | zouden bijbesteld zijn |