• be·zui·ni·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord bezuiniging bezuinigingen
verkleinwoord bezuiniginkje bezuiniginkjes

de bezuinigingv

  1. (economie) een handeling of besluit met als doel de uitgaven te beperken
    • Het parlement heeft ingestemd met ingrijpende bezuinigingen. 
    • De minister heeft een bezuiniging van 200 miljoen euro aangekondigd. 
     Omdat de voor een touroperator essentiële zaken als brandstofprijzen, landingsrechten en luchthaventoeslagen bleven stijgen, bleken alle interne bezuinigingen niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]