bezenderen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bezenderen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·zen·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezenderen |
bezenderde |
bezenderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bezenderen
- overgankelijk, (techniek) het bij een mens, dier, voer- of vaartuig aanbrengen van een radiopeilzender zodat diens gangen kunnen worden gevolgd
- Voor het uitvliegen zal zij deze vogels nog bezenderen.
Verwante begrippen
- bewaken, enkelband, GPS, halsband, monitoren, nasporen, oormerken, polsband, ringen, satelliet, schawuwen, volgen, zenderen
Vertalingen
1. het aanbrengen van een radiopeilzender
Gangbaarheid
- Het woord 'bezenderen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.