Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·tel·liet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunstmaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hemellichaam dat een ander begeleidt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1763 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord satelliet satellieten
verkleinwoord satellietje satellietjes

Zelfstandig naamwoord

de satellietm

  1. (elektronica) (ruimtevaart) kunstmaan
    • Op een heldere nacht kun je in de lucht satellieten zien. 
  2. (astronomie) een hemellichaam dat een baan beschrijft om een ander, groter hemellichaam
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen