Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·winds·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bewindsman bewindslieden
bewindslui
bewindsmannen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bewindsmanm

  1. (politiek) (beroep) een man die als minister of staatssecretaris deel uitmaakt van een regering
    • De bewindslieden konden het niet eens worden over de aanwezigheid van de troepen in Afghanistan. 
    • Er zou jarenlang voor gewaarschuwd zijn dat de GGD's onvoldoende voorbereid waren op een pandemie, maar met die informatie is niets gedaan. Maar dat gevaar werd door de kabinetten-Rutte onderschat, zeggen meerdere (ex-)GGD-directeuren tegen het AD. "Bewindslieden vonden onze waarschuwingen belachelijk. 'Infectieziekten zijn voorbij', zei een bewindsman me letterlijk", aldus ... [1] 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. www.nu.nl (17 apr 2021)
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be