bevloeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bevloeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bevloeren | te bevloeren | ||||||||
toekomend | zullen bevloeren | te zullen bevloeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bevloerd | te hebben bevloerd | ||||||||
toekomend | bevloerd zullen hebben | bevloerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bevloerend | bevloerd | ev. bevloer |
mv. verouderd bevloert |
bevloere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bevloer | bevloert | bevloert | bevloert | bevloert | bevloeren | bevloeren | bevloeren | |||
verleden (o.v.t.) | bevloerde | bevloerde | bevloerde | bevloerde | bevloerde | bevloerden | bevloerden | bevloerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bevloeren | zult/zal bevloeren | zult/zal bevloeren | zult bevloeren | zal bevloeren | zullen bevloeren | zullen bevloeren | zullen bevloeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bevloeren | zou bevloeren | zou(dt) bevloeren | zoudt bevloeren | zou bevloeren | zouden bevloeren | zouden bevloeren | zouden bevloeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bevloerd | hebt bevloerd | hebt/heeft bevloerd | hebt bevloerd | heeft bevloerd | hebben bevloerd | hebben bevloerd | hebben bevloerd | |||
verleden (v.v.t.) | had bevloerd | had bevloerd | had bevloerd | hadt bevloerd | had bevloerd | hadden bevloerd | hadden bevloerd | hadden bevloerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bevloerd hebben | zal/zult bevloerd hebben | zult/zal bevloerd hebben | zult bevloerd hebben | zal bevloerd hebben | zullen bevloerd hebben | zullen bevloerd hebben | zullen bevloerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bevloerd hebben | zou bevloerd hebben | zou/zoudt bevloerd hebben | zoudt bevloerd hebben | zou bevloerd hebben | zouden bevloerd hebben | zouden bevloerd hebben | zouden bevloerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bevloerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bevloerd | er is bevloerd | |||||||||
verleden | er werd bevloerd | er was bevloerd | |||||||||
toekomend | er zal bevloerd worden | er zal bevloerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bevloerd worden | er zou bevloerd zijn | |||||||||
lijdende vorm bevloerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bevloerd worden | bevloerd te worden | ||||||||
toekomend | bevloerd zullen worden | bevloerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bevloerd zijn | bevloerd te zijn | ||||||||
toekomend | bevloerd zullen zijn | bevloerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bevloerd | wordt bevloerd | wordt bevloerd | wordt bevloerd | wordt bevloerd | worden bevloerd | worden bevloerd | worden bevloerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bevloerd | werd bevloerd | werd bevloerd | werdt bevloerd | werd bevloerd | werden bevloerd | werden bevloerd | werden bevloerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bevloerd worden | zult bevloerd worden | zult bevloerd worden | zult bevloerd worden | zal bevloerd worden | zullen bevloerd worden | zullen bevloerd worden | zullen bevloerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bevloerd worden | zou bevloerd worden | zou/zoudt bevloerd worden | zoudt bevloerd worden | zou bevloerd worden | zouden bevloerd worden | zouden bevloerd worden | zouden bevloerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bevloerd | bent bevloerd | bent/is bevloerd | zijt bevloerd | is bevloerd | zijn bevloerd | zijn bevloerd | zijn bevloerd | |||
verleden (v.v.t.) | was bevloerd | was bevloerd | was bevloerd | waart bevloerd | was bevloerd | waren bevloerd | waren bevloerd | waren bevloerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bevloerd zijn | zult bevloerd zijn | zult bevloerd zijn | zult bevloerd zijn | zal bevloerd zijn | zullen bevloerd zijn | zullen bevloerd zijn | zullen bevloerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bevloerd zijn | zou bevloerd zijn | zou/zoudt bevloerd zijn | zoudt bevloerd zijn | zou bevloerd zijn | zouden bevloerd zijn | zouden bevloerd zijn | zouden bevloerd zijn |