• be·snoei·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
besnoeien
besnoeide
besnoeid
zwak -d volledig

besnoeien

  1. overgankelijk in aantal doen verminderen, beperken
    • Er moest flink in de uitgaven besnoeid worden. 
  2. overgankelijk bomen en heggen snoeien
84 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be