bemiddelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bemiddelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bemiddelen			te bemiddelen
	toekomend		zullen bemiddelen			te zullen bemiddelen
voltooid	tegenwoordig		hebben bemiddeld			te hebben bemiddeld
	toekomend		bemiddeld zullen hebben			bemiddeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	bemiddelend		bemiddeld			ev. bemiddel	mv. verouderd bemiddelt	bemiddele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bemiddel	bemiddelt	bemiddelt	bemiddelt	bemiddelt	bemiddelen	bemiddelen	bemiddelen
verleden (o.v.t.)	bemiddelde	bemiddelde	bemiddelde	bemiddelde	bemiddelde	bemiddelden	bemiddelden	bemiddelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal bemiddelen	zult/zal bemiddelen	zult/zal bemiddelen	zult bemiddelen	zal bemiddelen	zullen bemiddelen	zullen bemiddelen	zullen bemiddelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bemiddelen	zou bemiddelen	zou(dt) bemiddelen	zoudt bemiddelen	zou bemiddelen	zouden bemiddelen	zouden bemiddelen	zouden bemiddelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb bemiddeld	hebt bemiddeld	hebt/heeft bemiddeld	hebt bemiddeld	heeft bemiddeld	hebben bemiddeld	hebben bemiddeld	hebben bemiddeld
verleden (v.v.t.)	had bemiddeld	had bemiddeld	had bemiddeld	hadt bemiddeld	had bemiddeld	hadden bemiddeld	hadden bemiddeld	hadden bemiddeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal bemiddeld hebben	zal/zult bemiddeld hebben	zult/zal bemiddeld hebben	zult bemiddeld hebben	zal bemiddeld hebben	zullen bemiddeld hebben	zullen bemiddeld hebben	zullen bemiddeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou bemiddeld hebben	zou bemiddeld hebben	zou/zoudt bemiddeld hebben	zoudt bemiddeld hebben	zou bemiddeld hebben	zouden bemiddeld hebben	zouden bemiddeld hebben	zouden bemiddeld hebben