bekostigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bekostigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekostigen | te bekostigen | ||||||||
toekomend | zullen bekostigen | te zullen bekostigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bekostigd | te hebben bekostigd | ||||||||
toekomend | bekostigd zullen hebben | bekostigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bekostigend | bekostigd | ev. bekostig |
mv. verouderd bekostigt |
bekostige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bekostig | bekostigt | bekostigt | bekostigt | bekostigt | bekostigen | bekostigen | bekostigen | |||
verleden (o.v.t.) | bekostigde | bekostigde | bekostigde | bekostigde | bekostigde | bekostigden | bekostigden | bekostigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekostigen | zult/zal bekostigen | zult/zal bekostigen | zult bekostigen | zal bekostigen | zullen bekostigen | zullen bekostigen | zullen bekostigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekostigen | zou bekostigen | zou(dt) bekostigen | zoudt bekostigen | zou bekostigen | zouden bekostigen | zouden bekostigen | zouden bekostigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bekostigd | hebt bekostigd | hebt/heeft bekostigd | hebt bekostigd | heeft bekostigd | hebben bekostigd | hebben bekostigd | hebben bekostigd | |||
verleden (v.v.t.) | had bekostigd | had bekostigd | had bekostigd | hadt bekostigd | had bekostigd | hadden bekostigd | hadden bekostigd | hadden bekostigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekostigd hebben | zal/zult bekostigd hebben | zult/zal bekostigd hebben | zult bekostigd hebben | zal bekostigd hebben | zullen bekostigd hebben | zullen bekostigd hebben | zullen bekostigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekostigd hebben | zou bekostigd hebben | zou/zoudt bekostigd hebben | zoudt bekostigd hebben | zou bekostigd hebben | zouden bekostigd hebben | zouden bekostigd hebben | zouden bekostigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bekostigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bekostigd | er is bekostigd | |||||||||
verleden | er werd bekostigd | er was bekostigd | |||||||||
toekomend | er zal bekostigd worden | er zal bekostigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bekostigd worden | er zou bekostigd zijn | |||||||||
lijdende vorm bekostigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bekostigd worden | bekostigd te worden | ||||||||
toekomend | bekostigd zullen worden | bekostigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bekostigd zijn | bekostigd te zijn | ||||||||
toekomend | bekostigd zullen zijn | bekostigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bekostigd | wordt bekostigd | wordt bekostigd | wordt bekostigd | wordt bekostigd | worden bekostigd | worden bekostigd | worden bekostigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bekostigd | werd bekostigd | werd bekostigd | werdt bekostigd | werd bekostigd | werden bekostigd | werden bekostigd | werden bekostigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bekostigd worden | zult bekostigd worden | zult bekostigd worden | zult bekostigd worden | zal bekostigd worden | zullen bekostigd worden | zullen bekostigd worden | zullen bekostigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bekostigd worden | zou bekostigd worden | zou/zoudt bekostigd worden | zoudt bekostigd worden | zou bekostigd worden | zouden bekostigd worden | zouden bekostigd worden | zouden bekostigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bekostigd | bent bekostigd | bent/is bekostigd | zijt bekostigd | is bekostigd | zijn bekostigd | zijn bekostigd | zijn bekostigd | |||
verleden (v.v.t.) | was bekostigd | was bekostigd | was bekostigd | waart bekostigd | was bekostigd | waren bekostigd | waren bekostigd | waren bekostigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bekostigd zijn | zult bekostigd zijn | zult bekostigd zijn | zult bekostigd zijn | zal bekostigd zijn | zullen bekostigd zijn | zullen bekostigd zijn | zullen bekostigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bekostigd zijn | zou bekostigd zijn | zou/zoudt bekostigd zijn | zoudt bekostigd zijn | zou bekostigd zijn | zouden bekostigd zijn | zouden bekostigd zijn | zouden bekostigd zijn |