• be·gun·sti·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord begunstiger begunstigers
verkleinwoord

de begunstigerm

  1. iemand die iets of iemand ondersteunt o.a. door die persoon of organisatie geld te geven
    • De huidige eigenaar is de Noorse zakenman Petter Olsen. Zijn vader was een vriend, buurman en begunstiger van Munch. Olsen heeft aangekondigd dat hij de opbrengst wil investeren in een museum, kunstcentrum en hotel in Hvitsten, ooit de kleinste zelfstandige gemeente van Noorwegen. Munch maakte er enkele van zijn bekendste werken. [2] 
    • Tijdens de dag werden naar schatting meer dan 700 nieuwe donateurs geworven. Mede door een initiatief van ondernemers kwamen er alleen al in Texel 150 begunstigers bij. [3] 
    • Macha's wil bij voorkeur zelf een seksboot exploiteren. De coöperatie zegt enkele begunstigers te hebben die willen betalen voor het bouwen van een nieuwe boot. [4] 
90 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[5]