• be·gun·stig·de
vervoeging van
begunstigen

begunstigde

  1. enkelvoud verleden tijd van begunstigen
    • Ik begunstigde. 
    • Jij begunstigde. 
    • Hij, zij, het begunstigde. 
  2. verbogen vorm van begunstigd, voltooid deelwoord van begunstigen
     Maar zelf was hij niet meer dan een door Gods voorzienigheid uitzonderlijk begunstigde bruggenbouwer.[1]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be