• beeld·spraak
1 enkelvoud meervoud
naamwoord beeldspraak -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord beeldspraak beeldspraken
verkleinwoord beeldspraakje beeldspraakjes

de beeldspraakv / m

  1. (taalkunde) het uiten van een gedachte of begrip met beelden
    • Leg uit wat er is en geef ons niet zo'n vage beeldspraak. 
  2. een troop, een figuurlijke uitdrukking
    • In die tekst zaten allerlei soorten beeldspraken. 
    • De minister zei dat Nederland "overspoeld" wordt door vreemdelingen is een vorm van beeldspraak want alleen vloeistoffen kunnen spoelen en vreemdelingen zijn geen vloeistof. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be