• me·ta·fo·riek
enkelvoud meervoud
naamwoord metaforiek metaforieken
verkleinwoord

de metaforiekv

  1. (taalkunde) figuurlijk taalgebruik
     Het korte verhaal was van begin tot eind ontdaan van metaforiek en andere literaire stijlfiguren.[1]
     "Het woord zorghelden alleen al komt van het slagveld. De artsen en verpleegkundigen werden de frontsoldaten genoemd in de strijd. En het is grappig dat zo'n metaforiek ineens internationaal omarmd wordt. We strijden tegen een onzichtbare vijand."[2]
  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Coronavocabulaire: 'Veel eendagsvliegen, maar anderhalvemetersamenleving blijft'” (18-04-2020), NOS