bedrijvig
- Geluid: bedrijvig (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈdrɛivəx / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bəˈdrɛɪ̯vəχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bəˈdrɛːvəx/
- (Limburg): /bəˈdrɛɪ̯vɪx/
- be·drij·vig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bedrijvig | bedrijviger | bedrijvigst |
verbogen | bedrijvige | bedrijvigere | bedrijvigste |
partitief | bedrijvigs | bedrijvigers | - |
bedrijvig [2]
- tot hard werken geneigd, werkzaam, altijd bezig, nooit stil zittend, ijverig, actief
- Er hangt een bedrijvige sfeer in het magazijn.
tot hard werken geneigd
- Het woord bedrijvig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedrijvig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ bedrijvig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be