beau
Niet te verwarren met: Beau |
- beau
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beau | beaus |
verkleinwoord | - | - |
de beau m
- man waarmee een liefdesrelatie bestaat
- ▸ Je eigen, voorheen immer thuiszittende Odile, is door de voorbije reis ontstoken in een op zich vredige reiswoede en zou heel graag met haar beau nogmaals op reis gaan, nu langs de vele vrienden in binnen- en buitenland. Er zullen wel weer mensen jaloers zijn, maar ik vind het wel aangenaam om een beetje benijd te worden.[2]
- Het woord beau staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ beau op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron G. L. van Lennep“Claire & Odile” (23 februari 1985) op nrc.nl
beau
- beau
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | beau | beaux |
vrouwelijk | belle | belles |
beau
- mooi
- «Il n’y a de beau que ce qui nous semble inutile ![1]»
- Er is niets moois behalve wat ons nutteloos lijkt!
- «Il n’y a de beau que ce qui nous semble inutile ![1]»
- Il fait beau.
- Het is mooi weer.
- Het bijvoeglijk naamwoord beau staat altijd voor zijn dominant. Als de dominant begint met een klinker of een niet-geaspireerde h, dan wordt het mannelijk enkelvoud bel.
- «C'est un bel homme.»
- Hij is een mooie man.
- «C'est un bel homme.»
beau
- tevergeefs, mooi
- «Non, non, j’ai beau pleurer, sa mort est résolue.[2]»
- Nee, nee, ik heb mooi huilen, zijn dood staat vast.
- «Non, non, j’ai beau pleurer, sa mort est résolue.[2]»