bash
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bash
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bashen |
bash
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bashen
- Ik bash.
- gebiedende wijs van bashen
- Bash!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bashen
- Bash je?
Gangbaarheid
- Het woord bash staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Engels
Uitspraak
Woordafbreking
- bash
Woordherkomst en -opbouw
- Oorsprong onbekend.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bash |
he/she/it | bashes |
verleden tijd | bashed |
voltooid deelwoord |
bashed |
onvoltooid deelwoord |
bashing |
gebiedende wijs | bash |
Werkwoord
bash
Synoniemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bash | bashes |
Zelfstandig naamwoord
[A] bash
Synoniemen
Zelfstandig naamwoord
[B] bash
- boerenkermis (VK)
- feest (VK)
- feestviering (VK)
- fuif (VK)