bankéřův

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /baŋkɛːr̝uːf/

Woordafbreking

• ban·ké·řův

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het zelfstandig naamwoord bankéř met het achtervoegsel -ův

Bijvoeglijk naamwoord

bankéřův

1. bankiers, bankier zijn; eigendom van de bankier

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	bankéřův		bankéřova	bankéřovo	bankéřovi	bankéřovy		bankéřova
genitief	bankéřova		bankéřovy	bankéřova	bankéřových
datief	bankéřovu		bankéřově	bankéřovu	bankéřovým
accusatief	bankéřova	bankéřův	bankéřovu	bankéřovo	bankéřovy			bankéřova
vocatief	bankéřův		bankéřova	bankéřovo	bankéřovi	bankéřovy		bankéřova
locatief	bankéřově / bankéřovu		bankéřově	bankéřově / bankéřovu	bankéřových
instrumentalis	bankéřovým		bankéřovou	bankéřovým	bankéřovými