• IPA: (Hanoi) /ɓɔŋ35/

bóng

  1. gerecht op basis van visblaas of varkenshuid
    «một bát bóng»
    een schotel visblaas
    «Bà hẹn gặp tiếp, ép ăn những bóng, những mực.»
    Beloof me dat we elkaar zullen weerzien, bong en zeevruchten eten.
  2. schaduw: zone waarvan het licht ergens door wordt tegengehouden
    «Cây cao bóng cả. (spreekwoord)»
    Hoge bomen werpen alles in schaduw.
  3. schaduw: silhouet van een voorwerp of persoon op een muur of op de grond
    «Người xinh cái bóng cũng xinh, người giòn cái tính tình tinh cũng giòn. (volksliedje)»
    Mooi persoon geeft mooie schaduw, fragiel persoon geeft fragiel en wisselend karakter.
    «Ánh đèn chiếu bóng chị ấy lên tường.»
    Het licht van de lamp wierp haar schaduw op de muur.
  4. spiegelbeeld: beeld dat men ziet in een reflecterend voorwerp
    «nhìn bóng mình trong gương»
    zijn spiegelbeeld bekijken in een spiegel
  5. silhouet, beeld: wat men ziet doorheen een niet volledig doorzichtig voorwerp of in de verte
    «thấp thoáng bóng người»
    een silhouet van iemand kunnen zien
    «bóng núi xa xa»
    de vormen van de bergen in de verte
  6. gunst van een meerdere of machtiger persoon
    «nương bóng từ bi»
    vertrouwen op Boeddha
  7. licht
    «Một mình lặng ngắm bóng nga. (Truyen Kieu
    Alleen aanschouwde ze het licht van de maan.
    «Lần đường theo bóng trăng tà về Tây. (Nguyen Du
    Ze volgde het licht van de ondergaande maan in het westen.
  8. afbeelding
    «chụp bóng»
    afbeelding
  9. portret, afbeelding
    «Tìm mãi, chẳng thấy bóng nó đâu.»
    Na overal te hebben gezocht vonden ze zijn portret nergen.
  10. geest, spook
    «Mấy người mê tín cho rằng bóngbóng cậu nhập vào con đồng.»
    Enkele bijgelovige mensen beweren dat geesten van familieleden de velden binnendringen.
  11. bal: bolvormig voorwerp gebruikt bij sommige sporten
    «đội bóng»
    voetbalploeg
    «đá bóng»
    voetbal spelen
    «Anh ấy đỡ bóng bằng vợt bên tay trái.»
    Hij weerde de bal af met de raket in zijn linkerhand.
  12. (afkorting van "bóng đèn") gloeilamp, peer
    «Đèn vỡ bóng rồi.»
    De gloeilamp is uitgegaan.
    «bóng đèn pin»
    pillamp
  13. spoor
    «Không thấy bóng một con vật nào.»
    Er was geen spoor van welk dier dan ook.
  14. illusie
    «theo đuổi những cái bóng mơ hồ»
    achter schaduwen jagen
  1. reflecterend, blinkend: oplichtend als er licht op schijnt
    «đánh bóng đôi giày da đen»
    de zwart lederen schoenen oppoetsen
    «cái tủ bóng»
    een blinkende kast
  2. figuurlijk: niet letterlijk
    «nghĩa bóng của một từ»
    de figuurlijke betekenis van een woord
  3. indirect
    «nói bóng»
    indirect praten