apostilleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van apostilleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | apostilleren | te apostilleren | ||||||
toekomend | zullen apostilleren | te zullen apostilleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geapostilleerd | te hebben geapostilleerd | ||||||
toekomend | geapostilleerd zullen hebben | geapostilleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
apostillerend | geapostilleerd | ev. apostilleer |
mv. verouderd apostilleert |
apostillere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | apostilleer | apostilleert | apostilleert | apostilleert | apostilleert | apostilleren | apostilleren | apostilleren | |
verleden (o.v.t.) | apostilleerde | apostilleerde | apostilleerde | apostilleerde | apostilleerde | apostilleerden | apostilleerden | apostilleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal apostilleren | zult/zal apostilleren | zult/zal apostilleren | zult apostilleren | zal apostilleren | zullen apostilleren | zullen apostilleren | zullen apostilleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou apostilleren | zou apostilleren | zou(dt) apostilleren | zoudt apostilleren | zou apostilleren | zouden apostilleren | zouden apostilleren | zouden apostilleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geapostilleerd | hebt geapostilleerd | hebt/heeft geapostilleerd | hebt geapostilleerd | heeft geapostilleerd | hebben geapostilleerd | hebben geapostilleerd | hebben geapostilleerd | |
verleden (v.v.t.) | had geapostilleerd | had geapostilleerd | had geapostilleerd | hadt geapostilleerd | had geapostilleerd | hadden geapostilleerd | hadden geapostilleerd | hadden geapostilleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geapostilleerd hebben | zal/zult geapostilleerd hebben | zult/zal geapostilleerd hebben | zult geapostilleerd hebben | zal geapostilleerd hebben | zullen geapostilleerd hebben | zullen geapostilleerd hebben | zullen geapostilleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geapostilleerd hebben | zou geapostilleerd hebben | zou/zoudt geapostilleerd hebben | zoudt geapostilleerd hebben | zou geapostilleerd hebben | zouden geapostilleerd hebben | zouden geapostilleerd hebben | zouden geapostilleerd hebben |