• apos·til·leer
vervoeging van
apostilleren

apostilleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apostilleren
    • Ik apostilleer. 
  2. gebiedende wijs van apostilleren
    • Apostilleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apostilleren
    • Apostilleer je?