apostilleren
- apos·til·le·ren
- afgeleid van het Franse apostiller (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
apostilleren |
apostilleerde |
geapostilleerd |
zwak -d | volledig |
apostilleren
- kanttekeningen maken bij, kanttekenen
- (juridisch) het voor echt verklaren door een bevoegde autoriteit van verklaringen, handtekeningen etc. (door het plaatsen van de nodige stempels etc.)
1.
- Het woord apostilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.