antidateren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van antidateren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | antidateren | te antidateren | ||||||||
toekomend | zullen antidateren | te zullen antidateren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geantidateerd | te hebben geantidateerd | ||||||||
toekomend | geantidateerd zullen hebben | geantidateerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
antidaterend | geantidateerd | ev. antidateer |
mv. verouderd antidateert |
antidatere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | antidateer | antidateert | antidateert | antidateert | antidateert | antidateren | antidateren | antidateren | |||
verleden (o.v.t.) | antidateerde | antidateerde | antidateerde | antidateerde | antidateerde | antidateerden | antidateerden | antidateerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal antidateren | zult/zal antidateren | zult/zal antidateren | zult antidateren | zal antidateren | zullen antidateren | zullen antidateren | zullen antidateren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou antidateren | zou antidateren | zou(dt) antidateren | zoudt antidateren | zou antidateren | zouden antidateren | zouden antidateren | zouden antidateren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geantidateerd | hebt geantidateerd | hebt/heeft geantidateerd | hebt geantidateerd | heeft geantidateerd | hebben geantidateerd | hebben geantidateerd | hebben geantidateerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geantidateerd | had geantidateerd | had geantidateerd | hadt geantidateerd | had geantidateerd | hadden geantidateerd | hadden geantidateerd | hadden geantidateerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geantidateerd hebben | zal/zult geantidateerd hebben | zult/zal geantidateerd hebben | zult geantidateerd hebben | zal geantidateerd hebben | zullen geantidateerd hebben | zullen geantidateerd hebben | zullen geantidateerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geantidateerd hebben | zou geantidateerd hebben | zou/zoudt geantidateerd hebben | zoudt geantidateerd hebben | zou geantidateerd hebben | zouden geantidateerd hebben | zouden geantidateerd hebben | zouden geantidateerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geantidateerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geantidateerd | er is geantidateerd | |||||||||
verleden | er werd geantidateerd | er was geantidateerd | |||||||||
toekomend | er zal geantidateerd worden | er zal geantidateerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geantidateerd worden | er zou geantidateerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geantidateerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geantidateerd worden | geantidateerd te worden | ||||||||
toekomend | geantidateerd zullen worden | geantidateerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geantidateerd zijn | geantidateerd te zijn | ||||||||
toekomend | geantidateerd zullen zijn | geantidateerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geantidateerd | wordt geantidateerd | wordt geantidateerd | wordt geantidateerd | wordt geantidateerd | worden geantidateerd | worden geantidateerd | worden geantidateerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geantidateerd | werd geantidateerd | werd geantidateerd | werdt geantidateerd | werd geantidateerd | werden geantidateerd | werden geantidateerd | werden geantidateerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geantidateerd worden | zult geantidateerd worden | zult geantidateerd worden | zult geantidateerd worden | zal geantidateerd worden | zullen geantidateerd worden | zullen geantidateerd worden | zullen geantidateerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geantidateerd worden | zou geantidateerd worden | zou/zoudt geantidateerd worden | zoudt geantidateerd worden | zou geantidateerd worden | zouden geantidateerd worden | zouden geantidateerd worden | zouden geantidateerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geantidateerd | bent geantidateerd | bent/is geantidateerd | zijt geantidateerd | is geantidateerd | zijn geantidateerd | zijn geantidateerd | zijn geantidateerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geantidateerd | was geantidateerd | was geantidateerd | waart geantidateerd | was geantidateerd | waren geantidateerd | waren geantidateerd | waren geantidateerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geantidateerd zijn | zult geantidateerd zijn | zult geantidateerd zijn | zult geantidateerd zijn | zal geantidateerd zijn | zullen geantidateerd zijn | zullen geantidateerd zijn | zullen geantidateerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geantidateerd zijn | zou geantidateerd zijn | zou/zoudt geantidateerd zijn | zoudt geantidateerd zijn | zou geantidateerd zijn | zouden geantidateerd zijn | zouden geantidateerd zijn | zouden geantidateerd zijn |