anticlimax
- Geluid: anticlimax (hulp, bestand)
- an·ti·cli·max
- In de betekenis van ‘teleurstellende afloop’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Afgeleid van climax met het voorvoegsel anti- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anticlimax | anticlimaxen |
verkleinwoord |
de anticlimax m
- (letterkunde) een weinig spannende, soms teleurstellende ontknoping van het verhaal
- (letterkunde) een opsomming / stijlfiguur waarbij de opgesomde delen geleidelijk in kracht afnemen
- (figuurlijk) een onverwachte teleurstelling
- De wedstrijd was een anticlimax.
- [1], [2] climax
1. een weinig spannende, soms teleurstellende ontknoping van het verhaal
- Het woord anticlimax staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anticlimax" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "anticlimax" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ anticlimax op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be