Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·leur·stel·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord teleurstelling teleurstellingen
verkleinwoord teleurstellinkje teleurstellinkjes

Zelfstandig naamwoord

de teleurstellingv

  1. een emotie opgeroepen door het niet uitkomen van een verwachting
    • Het pakje bleek een boek te bevatten dat hij al gelezen had en dat was een hele teleurstelling. 
     De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet. Dat is nog wel het ergste, geen ochtend zonder deze allesverslindende teleurstelling: weer een dag.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Harstad, Johan
    “Max, Mischa & het Tet offensief” (2018), Podium  , ISBN 9789057599187, p. 12
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be