ontgoocheling
- Geluid: ontgoocheling (hulp, bestand)
- IPA: / ɔntˈxoxəlɪŋ / (4 lettergrepen)
- ont·goo·che·ling
- In de betekenis van ‘ontnuchtering’ voor het eerst aangetroffen in 1874 [1]
- leenvertaling van Frans désillusion [2], nu op te vatten als naamwoord van handeling van ontgoochelen gevormd met het achtervoegsel -ing [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontgoocheling | ontgoochelingen |
verkleinwoord | - | - |
de ontgoocheling v
- grote teleurstelling na een onverwachte tegenvaller
- Het woord ontgoocheling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontgoocheling" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "ontgoocheling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ontgoocheling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be