annoteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van annoteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | annoteren | te annoteren | ||||||||
toekomend | zullen annoteren | te zullen annoteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geannoteerd | te hebben geannoteerd | ||||||||
toekomend | geannoteerd zullen hebben | geannoteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
annoterend | geannoteerd | ev. annoteer |
mv. verouderd annoteert |
annotere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | annoteer | annoteert | annoteert | annoteert | annoteert | annoteren | annoteren | annoteren | |||
verleden (o.v.t.) | annoteerde | annoteerde | annoteerde | annoteerde | annoteerde | annoteerden | annoteerden | annoteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal annoteren | zult/zal annoteren | zult/zal annoteren | zult annoteren | zal annoteren | zullen annoteren | zullen annoteren | zullen annoteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou annoteren | zou annoteren | zou(dt) annoteren | zoudt annoteren | zou annoteren | zouden annoteren | zouden annoteren | zouden annoteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geannoteerd | hebt geannoteerd | hebt/heeft geannoteerd | hebt geannoteerd | heeft geannoteerd | hebben geannoteerd | hebben geannoteerd | hebben geannoteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geannoteerd | had geannoteerd | had geannoteerd | hadt geannoteerd | had geannoteerd | hadden geannoteerd | hadden geannoteerd | hadden geannoteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geannoteerd hebben | zal/zult geannoteerd hebben | zult/zal geannoteerd hebben | zult geannoteerd hebben | zal geannoteerd hebben | zullen geannoteerd hebben | zullen geannoteerd hebben | zullen geannoteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geannoteerd hebben | zou geannoteerd hebben | zou/zoudt geannoteerd hebben | zoudt geannoteerd hebben | zou geannoteerd hebben | zouden geannoteerd hebben | zouden geannoteerd hebben | zouden geannoteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geannoteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geannoteerd | er is geannoteerd | |||||||||
verleden | er werd geannoteerd | er was geannoteerd | |||||||||
toekomend | er zal geannoteerd worden | er zal geannoteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geannoteerd worden | er zou geannoteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geannoteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geannoteerd worden | geannoteerd te worden | ||||||||
toekomend | geannoteerd zullen worden | geannoteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geannoteerd zijn | geannoteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geannoteerd zullen zijn | geannoteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geannoteerd | wordt geannoteerd | wordt geannoteerd | wordt geannoteerd | wordt geannoteerd | worden geannoteerd | worden geannoteerd | worden geannoteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geannoteerd | werd geannoteerd | werd geannoteerd | werdt geannoteerd | werd geannoteerd | werden geannoteerd | werden geannoteerd | werden geannoteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geannoteerd worden | zult geannoteerd worden | zult geannoteerd worden | zult geannoteerd worden | zal geannoteerd worden | zullen geannoteerd worden | zullen geannoteerd worden | zullen geannoteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geannoteerd worden | zou geannoteerd worden | zou/zoudt geannoteerd worden | zoudt geannoteerd worden | zou geannoteerd worden | zouden geannoteerd worden | zouden geannoteerd worden | zouden geannoteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geannoteerd | bent geannoteerd | bent/is geannoteerd | zijt geannoteerd | is geannoteerd | zijn geannoteerd | zijn geannoteerd | zijn geannoteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geannoteerd | was geannoteerd | was geannoteerd | waart geannoteerd | was geannoteerd | waren geannoteerd | waren geannoteerd | waren geannoteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geannoteerd zijn | zult geannoteerd zijn | zult geannoteerd zijn | zult geannoteerd zijn | zal geannoteerd zijn | zullen geannoteerd zijn | zullen geannoteerd zijn | zullen geannoteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geannoteerd zijn | zou geannoteerd zijn | zou/zoudt geannoteerd zijn | zoudt geannoteerd zijn | zou geannoteerd zijn | zouden geannoteerd zijn | zouden geannoteerd zijn | zouden geannoteerd zijn |