Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: ändlös
  • and·lös
  • Afleiding van het Zweedse zelfstandige naamwoord  anda zn  (Nederlands: "adem", "geest") met het achtervoegsel -lös, voor het eerst aangetroffen in het jaar 1798, in de figuurlijke betekenis in het jaar 1859
  • Afkomstig van het Oudzweedse bijvoeglijke naamwoord andalös met verandering tot  andelös bn 
Naar frequentie 57589
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud andlös andlösare andlösast
o enkelvoud andlöst
meervoud andlösa
bepaald / zwak
alle vormen andlösa andlösare andlösaste
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
andlöse
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud andlös' andlösares andlösasts
o enkelvoud andlösts
meervoud andlösas
bepaald / zwak
alle vormen andlösas andlösares andlösastes
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
andlöses

andlös

  1. ademloos
    «Andlös ålade han sig framåt.»
    Ademloos leunde hij naar voren.
  2. (figuurlijk) ademloos, geboeid (in een staat van sterke concentratie of spanning)
    «Hon sjunger med en enorm koncentration och noggrannhet i detaljerna - man lyssnar andlöst
    Ze zingt met een enorme concentratie en nauwkeurigheid in de details - je luistert ademloos.
  • [2] andlös (av något)
    ademloos (van iets)
  • [2] ​andlös spänning
    ademloze spanning
  • [2] ​andlös tystnad
    ademloze stilte