amoveren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van amoveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | amoveren | te amoveren | ||||||||
toekomend | zullen amoveren | te zullen amoveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geamoveerd | te hebben geamoveerd | ||||||||
toekomend | geamoveerd zullen hebben | geamoveerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
amoverend | geamoveerd | ev. amoveer |
mv. verouderd amoveert |
amovere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | amoveer | amoveert | amoveert | amoveert | amoveert | amoveren | amoveren | amoveren | |||
verleden (o.v.t.) | amoveerde | amoveerde | amoveerde | amoveerde | amoveerde | amoveerden | amoveerden | amoveerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal amoveren | zult/zal amoveren | zult/zal amoveren | zult amoveren | zal amoveren | zullen amoveren | zullen amoveren | zullen amoveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou amoveren | zou amoveren | zou(dt) amoveren | zoudt amoveren | zou amoveren | zouden amoveren | zouden amoveren | zouden amoveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geamoveerd | hebt geamoveerd | hebt/heeft geamoveerd | hebt geamoveerd | heeft geamoveerd | hebben geamoveerd | hebben geamoveerd | hebben geamoveerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geamoveerd | had geamoveerd | had geamoveerd | hadt geamoveerd | had geamoveerd | hadden geamoveerd | hadden geamoveerd | hadden geamoveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geamoveerd hebben | zal/zult geamoveerd hebben | zult/zal geamoveerd hebben | zult geamoveerd hebben | zal geamoveerd hebben | zullen geamoveerd hebben | zullen geamoveerd hebben | zullen geamoveerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geamoveerd hebben | zou geamoveerd hebben | zou/zoudt geamoveerd hebben | zoudt geamoveerd hebben | zou geamoveerd hebben | zouden geamoveerd hebben | zouden geamoveerd hebben | zouden geamoveerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geamoveerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geamoveerd | er is geamoveerd | |||||||||
verleden | er werd geamoveerd | er was geamoveerd | |||||||||
toekomend | er zal geamoveerd worden | er zal geamoveerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geamoveerd worden | er zou geamoveerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geamoveerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geamoveerd worden | geamoveerd te worden | ||||||||
toekomend | geamoveerd zullen worden | geamoveerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geamoveerd zijn | geamoveerd te zijn | ||||||||
toekomend | geamoveerd zullen zijn | geamoveerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geamoveerd | wordt geamoveerd | wordt geamoveerd | wordt geamoveerd | wordt geamoveerd | worden geamoveerd | worden geamoveerd | worden geamoveerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geamoveerd | werd geamoveerd | werd geamoveerd | werdt geamoveerd | werd geamoveerd | werden geamoveerd | werden geamoveerd | werden geamoveerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geamoveerd worden | zult geamoveerd worden | zult geamoveerd worden | zult geamoveerd worden | zal geamoveerd worden | zullen geamoveerd worden | zullen geamoveerd worden | zullen geamoveerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geamoveerd worden | zou geamoveerd worden | zou/zoudt geamoveerd worden | zoudt geamoveerd worden | zou geamoveerd worden | zouden geamoveerd worden | zouden geamoveerd worden | zouden geamoveerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geamoveerd | bent geamoveerd | bent/is geamoveerd | zijt geamoveerd | is geamoveerd | zijn geamoveerd | zijn geamoveerd | zijn geamoveerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geamoveerd | was geamoveerd | was geamoveerd | waart geamoveerd | was geamoveerd | waren geamoveerd | waren geamoveerd | waren geamoveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geamoveerd zijn | zult geamoveerd zijn | zult geamoveerd zijn | zult geamoveerd zijn | zal geamoveerd zijn | zullen geamoveerd zijn | zullen geamoveerd zijn | zullen geamoveerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geamoveerd zijn | zou geamoveerd zijn | zou/zoudt geamoveerd zijn | zoudt geamoveerd zijn | zou geamoveerd zijn | zouden geamoveerd zijn | zouden geamoveerd zijn | zouden geamoveerd zijn |