amortiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van amortiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | amortiseren | te amortiseren | ||||||||
toekomend | zullen amortiseren | te zullen amortiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geamortiseerd | te hebben geamortiseerd | ||||||||
toekomend | geamortiseerd zullen hebben | geamortiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
amortiserend | geamortiseerd | ev. amortiseer |
mv. verouderd amortiseert |
amortisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | amortiseer | amortiseert | amortiseert | amortiseert | amortiseert | amortiseren | amortiseren | amortiseren | |||
verleden (o.v.t.) | amortiseerde | amortiseerde | amortiseerde | amortiseerde | amortiseerde | amortiseerden | amortiseerden | amortiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal amortiseren | zult/zal amortiseren | zult/zal amortiseren | zult amortiseren | zal amortiseren | zullen amortiseren | zullen amortiseren | zullen amortiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou amortiseren | zou amortiseren | zou(dt) amortiseren | zoudt amortiseren | zou amortiseren | zouden amortiseren | zouden amortiseren | zouden amortiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geamortiseerd | hebt geamortiseerd | hebt/heeft geamortiseerd | hebt geamortiseerd | heeft geamortiseerd | hebben geamortiseerd | hebben geamortiseerd | hebben geamortiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geamortiseerd | had geamortiseerd | had geamortiseerd | hadt geamortiseerd | had geamortiseerd | hadden geamortiseerd | hadden geamortiseerd | hadden geamortiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geamortiseerd hebben | zal/zult geamortiseerd hebben | zult/zal geamortiseerd hebben | zult geamortiseerd hebben | zal geamortiseerd hebben | zullen geamortiseerd hebben | zullen geamortiseerd hebben | zullen geamortiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geamortiseerd hebben | zou geamortiseerd hebben | zou/zoudt geamortiseerd hebben | zoudt geamortiseerd hebben | zou geamortiseerd hebben | zouden geamortiseerd hebben | zouden geamortiseerd hebben | zouden geamortiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geamortiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geamortiseerd | er is geamortiseerd | |||||||||
verleden | er werd geamortiseerd | er was geamortiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geamortiseerd worden | er zal geamortiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geamortiseerd worden | er zou geamortiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geamortiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geamortiseerd worden | geamortiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geamortiseerd zullen worden | geamortiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geamortiseerd zijn | geamortiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geamortiseerd zullen zijn | geamortiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geamortiseerd | wordt geamortiseerd | wordt geamortiseerd | wordt geamortiseerd | wordt geamortiseerd | worden geamortiseerd | worden geamortiseerd | worden geamortiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geamortiseerd | werd geamortiseerd | werd geamortiseerd | werdt geamortiseerd | werd geamortiseerd | werden geamortiseerd | werden geamortiseerd | werden geamortiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geamortiseerd worden | zult geamortiseerd worden | zult geamortiseerd worden | zult geamortiseerd worden | zal geamortiseerd worden | zullen geamortiseerd worden | zullen geamortiseerd worden | zullen geamortiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geamortiseerd worden | zou geamortiseerd worden | zou/zoudt geamortiseerd worden | zoudt geamortiseerd worden | zou geamortiseerd worden | zouden geamortiseerd worden | zouden geamortiseerd worden | zouden geamortiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geamortiseerd | bent geamortiseerd | bent/is geamortiseerd | zijt geamortiseerd | is geamortiseerd | zijn geamortiseerd | zijn geamortiseerd | zijn geamortiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geamortiseerd | was geamortiseerd | was geamortiseerd | waart geamortiseerd | was geamortiseerd | waren geamortiseerd | waren geamortiseerd | waren geamortiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geamortiseerd zijn | zult geamortiseerd zijn | zult geamortiseerd zijn | zult geamortiseerd zijn | zal geamortiseerd zijn | zullen geamortiseerd zijn | zullen geamortiseerd zijn | zullen geamortiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geamortiseerd zijn | zou geamortiseerd zijn | zou/zoudt geamortiseerd zijn | zoudt geamortiseerd zijn | zou geamortiseerd zijn | zouden geamortiseerd zijn | zouden geamortiseerd zijn | zouden geamortiseerd zijn |