amortiseren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  amortiseren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• amor·ti·se·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Franse amortir (met het achtervoegsel -iseren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
amortiseren	amortiseerde	geamortiseerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

amortiseren

1. overgankelijk gerechtelijk van onwaarde verklaren
2. overgankelijk aflossen
3. overgankelijk bij biljart (de speelbal) stilleggen (door met deze speelbal een aangespeelde bal te raken)

Verwante begrippen

• afbetalen, afschrijven

Afgeleide begrippen

• amortisatie, amortiseerbaar

Vertalingen

    1.   

Engels: amortize (en), deaden (en) Frans: amortir (fr)

Spaans: amortiguar (es), amortizar (es)

Gangbaarheid

• Het woord amortiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amortiseren" herkend door:

47 %	van de Nederlanders;
66 %	van de Vlamingen.