afschrijven
- Geluid: afschrijven (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑfsxrɛɪvə(n) / (4 lettergrepen)
- af·schrij·ven
- samenstelling van af bw en schrijven ww
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
afschrijven | afschrijvend |
afschrift | afgeschreven |
afschrijving | afschrijfbaar |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschrijven |
schreef af |
afgeschreven |
klasse 1 | volledig |
afschrijven
- overgankelijk een afschrift maken, met de hand kopiëren
- Hij maakte een afschrijving van de polisvoorwaarden.
- overgankelijk (boekhouding) de veroudering van een bezit in termijnen in de boeken verwerken
- Na vijf jaar was de auto helemaal afgeschreven in de boekhouding.
- iemand niet meer belangrijk vinden, iets zonder waarde vinden
- Het duurde een hele tijd voordat de vrouw de onbetrouwbare man helemaal kon afschrijven, want liefde maakte blind.
- Na het grote ongeluk moest de auto helemaal worden afgeschreven, want de reparatie kost meer dan de auto waard is, de auto is total loss.
- (bouwkunde) lijnen op een werkstuk aanbrengen, waarlangs bewerkingen moeten worden gedaan
- De timmerman had enige moeite met het afschrijven van het ingewikkelde werkstuk.
- Het woord afschrijven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afschrijven" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be