Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ter·nant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord alternant alternanten
verkleinwoord alternantje alternantjes

Zelfstandig naamwoord

de alternantm

  1. (wiskunde) een determinant samengesteld uit n functies en n punten (niet noodzakelijkerwijze onderscheiden) door het element i,j gelijk te stellen aan de waarde van de functie i in punt j en vice versa
    • De Vandermondedeterminant is een alternant. 
  2. (taalkunde) één van meerdere elementen die afwisselend in de taal voor dezelfde functie gebruikt worden
    • Wanneer we een morfeem opvatten als een abstracte grammaticale categorie, zoals Bloomfield doet, dan heten de elementen die die categorie uitdrukken alternanten. 
Vertalingen

Gangbaarheid


Engels

enkelvoud meervoud
alternant alternants

Zelfstandig naamwoord

alternant

  1. (wiskunde) alternant.


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

alternant m

  1. (onderwijs) iemand die deelneemt aan een studietraject dat uitzicht op een vaste aanstelling biedt.

Bijvoeglijk naamwoord

alternant

  1. afwisselend, alternerend

Werkwoord

alternant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van alterner