aloë
- aloë
- via Middelnederlands aloe en Latijn aloe van Oudgrieks ἀλόη (aloè), in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aloë | aloë's |
verkleinwoord | aloëetje | aloëetjes |
- (bloemplanten) benaming voor bloeiende, succulente planten uit het geslacht Aloe dat uit ongeveer vierhonderd soorten bestaat
Het natuurlijk verspreidingsgebied is beperkt tot Afrika: van Zuid-Afrika tot tropisch Afrika, en naburige gebieden zoals Madagaskar, het Arabische schiereiland en verschillende Afrikaanse eilanden alsmede de Canarische eilanden. Het sap uit de bladeren van de aloë heeft geneeskrachtige eigenschappen.
benaming voor bloeiende, succulente planten uit het geslacht Aloe
|
|
- Het woord aloë staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aloë" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ aloë op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "aloë" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be