agens
- agens
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘werkende kracht’ voor het eerst aangetroffen in 1829 [1]
- uit het Latijn [2]
[1] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | agens | agentia |
verkleinwoord | agensje | agensjes |
[2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | agens | agentes |
verkleinwoord |
het agens o
- (medisch), (scheikunde) een werkzame stof
- (taalkunde) dat zinsdeel dat de handeling van het werkwoord voor zijn rekening neemt
- «In de zinnen "Jan eet een appel" en "De appel wordt door Jan gegeten" is "Jan" het agens.»
- [2]: patiëns
1. een werkzame stof
- Het woord agens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agens" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "agens" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ agens op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be