afzender

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  afzender    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɑfsɛndər / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• af·zen·der

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van afzenden met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	afzender	afzenders
verkleinwoord	afzendertje	afzendertjes

Zelfstandig naamwoord

de afzender m

1. iemand die iets naar een adres verzendt, de verzender

Antoniemen

• aangeschrevene, ontvanger, geadresseerde

Vertalingen

    1. iemand die iets naar een adres verzendt   

Duits: Absender (de), m Absenderin (de) v Engels: sender (en) Frans: expéditeur (fr)

Italiaans: mittente (it) Pools: nadawca (pl) m Spaans: remitente (es)

Gangbaarheid

• Het woord afzender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzender" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.