afzenden
- af·zen·den
- samenstelling van af bw en zenden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzenden |
zond af |
afgezonden |
klasse 3 | volledig |
afzenden
- overgankelijk iets met een bode of koeriersdienst meegeven teneinde het ergens te laten bestellen
- De poststukken waren nog niet afgezonden.
1. iets met een bode of koeriersdienst meegeven ten einde het ergens te laten bestellen
- Het woord afzenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzenden" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be