afzegging
- af·zeg·ging
- Naamwoord van handeling van afzeggen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afzegging | afzeggingen |
verkleinwoord | afzegginkje | afzegginkjes |
de afzegging v
- een termijn mondeling afbestellen
- Zonder afzegging wordt het volledige tarief in rekening gebracht.
- ▸ Het drukbezochte festival Down the Rabbit Hole had afgelopen weekend te kampen met meerdere last-minute afzeggingen, onder meer wegens coronabesmettingen. Een optreden gaat wel vaker niet door op het laatste moment, maar corona heeft die kans vergroot. Wat gebeurt er als een artiest vlak voor het geplande optreden geen acte de presence op een festival kan geven?[1]
1. een termijn mondeling afbestellen
- Het woord afzegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzegging" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Gat in het schema: wat gebeurt er als een festivalartiest ineens corona heeft?” (05 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be