Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·sto·tend

Werkwoord

vervoeging van: afstoten
verbogen vorm: afstotende

afstotend

  1. onvoltooid deelwoord van afstoten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afstotend afstotender afstotendst
verbogen afstotende afstotendere afstotendste
partitief afstotends afstotenders -

Bijvoeglijk naamwoord

afstotend

  1. van iets dat men het liever op afstand houdt
    • Van bovenaf lijkt het eerder een mens-afstotende olievlek, maar het zijn duizenden, misschien wel miljoenen ansjovissen. Een school die zich als eenheid voortbeweegt door de oceaan, manoeuvrerend om scheepswrakken, medevissen en ook mensen. [1] 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen