afpluizen/vervoeging
van pluisjes ontdoen of reinigen
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van afpluizen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afpluizen | af te pluizen | ||||||||
toekomend | zullen afpluizen af zullen pluizen |
te zullen afpluizen af te zullen pluizen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgepluisd | te hebben afgepluisd | ||||||||
toekomend | afgepluisd zullen hebben | afgepluisd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afpluizend | afgepluisd | ev. pluis af |
mv. verouderd pluist af |
pluize af (bijzin) afpluize | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | pluis af | pluist af | pluist af | pluist af | pluist af | pluizen af | pluizen af | pluizen af | |||
verleden (o.v.t.) | pluisde af | pluisde af | pluisde af | pluisde af | pluisde af | pluisden af | pluisden af | pluisden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afpluizen | zult/zal afpluizen | zult/zal afpluizen | zult afpluizen | zal afpluizen | zullen afpluizen | zullen afpluizen | zullen afpluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afpluizen | zou afpluizen | zou(dt) afpluizen | zoudt afpluizen | zou afpluizen | zouden afpluizen | zouden afpluizen | zouden afpluizen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afpluis | afpluist | afpluist | afpluist | afpluist | afpluizen | afpluizen | afpluizen | |||
verleden (o.v.t.) | afpluisde | afpluisde | afpluisde | afpluisde | afpluisde | afpluisden | afpluisden | afpluisden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afpluizen af zal pluizen |
zult/zal afpluizen af zult/zal pluizen |
zult/zal afpluizen af zult/zal pluizen |
zult afpluizen af zult pluizen |
zal afpluizen af zal pluizen |
zullen afpluizen af zullen pluizen |
zullen afpluizen af zullen pluizen |
zullen afpluizen af zullen pluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afpluizen af zou pluizen |
zou afpluizen af zou pluizen |
zou(dt) afpluizen af zou(dt) pluizen |
zoudt afpluizen af zoudt pluizen |
zou afpluizen af zou pluizen |
zouden afpluizen af zouden pluizen |
zouden afpluizen af zouden pluizen |
zouden afpluizen af zouden pluizen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgepluisd | hebt afgepluisd | hebt/heeft afgepluisd | hebt afgepluisd | heeft afgepluisd | hebben afgepluisd | hebben afgepluisd | hebben afgepluisd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgepluisd | had afgepluisd | had afgepluisd | hadt afgepluisd | had afgepluisd | hadden afgepluisd | hadden afgepluisd | hadden afgepluisd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgepluisd hebben | zal/zult afgepluisd hebben | zult/zal afgepluisd hebben | zult afgepluisd hebben | zal afgepluisd hebben | zullen afgepluisd hebben | zullen afgepluisd hebben | zullen afgepluisd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgepluisd hebben | zou afgepluisd hebben | zou/zoudt afgepluisd hebben | zoudt afgepluisd hebben | zou afgepluisd hebben | zouden afgepluisd hebben | zouden afgepluisd hebben | zouden afgepluisd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgepluisd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgepluisd | er is afgepluisd | |||||||||
verleden | er werd afgepluisd | er was afgepluisd | |||||||||
toekomend | er zal afgepluisd worden | er zal afgepluisd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgepluisd worden | er zou afgepluisd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgepluisd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgepluisd worden | afgepluisd te worden | ||||||||
toekomend | afgepluisd zullen worden | afgepluisd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgepluisd zijn | afgepluisd te zijn | ||||||||
toekomend | afgepluisd zullen zijn | afgepluisd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgepluisd | wordt afgepluisd | wordt afgepluisd | wordt afgepluisd | wordt afgepluisd | worden afgepluisd | worden afgepluisd | worden afgepluisd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgepluisd | werd afgepluisd | werd afgepluisd | werdt afgepluisd | werd afgepluisd | werden afgepluisd | werden afgepluisd | werden afgepluisd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgepluisd worden | zult afgepluisd worden | zult afgepluisd worden | zult afgepluisd worden | zal afgepluisd worden | zullen afgepluisd worden | zullen afgepluisd worden | zullen afgepluisd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgepluisd worden | zou afgepluisd worden | zou/zoudt afgepluisd worden | zoudt afgepluisd worden | zou afgepluisd worden | zouden afgepluisd worden | zouden afgepluisd worden | zouden afgepluisd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgepluisd | bent afgepluisd | bent/is afgepluisd | zijt afgepluisd | is afgepluisd | zijn afgepluisd | zijn afgepluisd | zijn afgepluisd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgepluisd | was afgepluisd | was afgepluisd | waart afgepluisd | was afgepluisd | waren afgepluisd | waren afgepluisd | waren afgepluisd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgepluisd zijn | zult afgepluisd zijn | zult afgepluisd zijn | zult afgepluisd zijn | zal afgepluisd zijn | zullen afgepluisd zijn | zullen afgepluisd zijn | zullen afgepluisd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgepluisd zijn | zou afgepluisd zijn | zou/zoudt afgepluisd zijn | zoudt afgepluisd zijn | zou afgepluisd zijn | zouden afgepluisd zijn | zouden afgepluisd zijn | zouden afgepluisd zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van afpluizen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afpluizen | af te pluizen | ||||||||
toekomend | zullen afpluizen af zullen pluizen |
te zullen afpluizen af te zullen pluizen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgeplozen | te hebben afgeplozen | ||||||||
toekomend | afgeplozen zullen hebben | afgeplozen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afpluizend | afgeplozen | ev. pluis af |
mv. verouderd pluist af |
pluize af (bijzin) afpluize | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | pluis af | pluist af | pluist af | pluist af | pluist af | pluizen af | pluizen af | pluizen af | |||
verleden (o.v.t.) | ploos af | ploos af | ploos af | ploos af | ploos af | plozen af | plozen af | plozen af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afpluizen | zult/zal afpluizen | zult/zal afpluizen | zult afpluizen | zal afpluizen | zullen afpluizen | zullen afpluizen | zullen afpluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afpluizen | zou afpluizen | zou(dt) afpluizen | zoudt afpluizen | zou afpluizen | zouden afpluizen | zouden afpluizen | zouden afpluizen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afpluis | afpluist | afpluist | afpluist | afpluist | afpluizen | afpluizen | afpluizen | |||
verleden (o.v.t.) | afploos | afploos | afploos | afploos | afploos | afplozen | afplozen | afplozen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afpluizen af zal pluizen |
zult/zal afpluizen af zult/zal pluizen |
zult/zal afpluizen af zult/zal pluizen |
zult afpluizen af zult pluizen |
zal afpluizen af zal pluizen |
zullen afpluizen af zullen pluizen |
zullen afpluizen af zullen pluizen |
zullen afpluizen af zullen pluizen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afpluizen af zou pluizen |
zou afpluizen af zou pluizen |
zou(dt) afpluizen af zou(dt) pluizen |
zoudt afpluizen af zoudt pluizen |
zou afpluizen af zou pluizen |
zouden afpluizen af zouden pluizen |
zouden afpluizen af zouden pluizen |
zouden afpluizen af zouden pluizen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgeplozen | hebt afgeplozen | hebt/heeft afgeplozen | hebt afgeplozen | heeft afgeplozen | hebben afgeplozen | hebben afgeplozen | hebben afgeplozen | |||
verleden (v.v.t.) | had afgeplozen | had afgeplozen | had afgeplozen | hadt afgeplozen | had afgeplozen | hadden afgeplozen | hadden afgeplozen | hadden afgeplozen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgeplozen hebben | zal/zult afgeplozen hebben | zult/zal afgeplozen hebben | zult afgeplozen hebben | zal afgeplozen hebben | zullen afgeplozen hebben | zullen afgeplozen hebben | zullen afgeplozen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgeplozen hebben | zou afgeplozen hebben | zou/zoudt afgeplozen hebben | zoudt afgeplozen hebben | zou afgeplozen hebben | zouden afgeplozen hebben | zouden afgeplozen hebben | zouden afgeplozen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgeplozen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgeplozen | er is afgeplozen | |||||||||
verleden | er werd afgeplozen | er was afgeplozen | |||||||||
toekomend | er zal afgeplozen worden | er zal afgeplozen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgeplozen worden | er zou afgeplozen zijn | |||||||||
lijdende vorm afgeplozen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgeplozen worden | afgeplozen te worden | ||||||||
toekomend | afgeplozen zullen worden | afgeplozen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgeplozen zijn | afgeplozen te zijn | ||||||||
toekomend | afgeplozen zullen zijn | afgeplozen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgeplozen | wordt afgeplozen | wordt afgeplozen | wordt afgeplozen | wordt afgeplozen | worden afgeplozen | worden afgeplozen | worden afgeplozen | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgeplozen | werd afgeplozen | werd afgeplozen | werdt afgeplozen | werd afgeplozen | werden afgeplozen | werden afgeplozen | werden afgeplozen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgeplozen worden | zult afgeplozen worden | zult afgeplozen worden | zult afgeplozen worden | zal afgeplozen worden | zullen afgeplozen worden | zullen afgeplozen worden | zullen afgeplozen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgeplozen worden | zou afgeplozen worden | zou/zoudt afgeplozen worden | zoudt afgeplozen worden | zou afgeplozen worden | zouden afgeplozen worden | zouden afgeplozen worden | zouden afgeplozen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgeplozen | bent afgeplozen | bent/is afgeplozen | zijt afgeplozen | is afgeplozen | zijn afgeplozen | zijn afgeplozen | zijn afgeplozen | |||
verleden (v.v.t.) | was afgeplozen | was afgeplozen | was afgeplozen | waart afgeplozen | was afgeplozen | waren afgeplozen | waren afgeplozen | waren afgeplozen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgeplozen zijn | zult afgeplozen zijn | zult afgeplozen zijn | zult afgeplozen zijn | zal afgeplozen zijn | zullen afgeplozen zijn | zullen afgeplozen zijn | zullen afgeplozen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgeplozen zijn | zou afgeplozen zijn | zou/zoudt afgeplozen zijn | zoudt afgeplozen zijn | zou afgeplozen zijn | zouden afgeplozen zijn | zouden afgeplozen zijn | zouden afgeplozen zijn |