afpluizen
- af·plui·zen
- samenstelling van af en pluizen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afpluizen |
pluisde af |
afgepluisd |
zwak -d | volledig |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afpluizen |
ploos af |
afgeplozen |
klasse 2 | volledig |
- overgankelijk in kleine vezeltjes, plukjes van het bot afplukken
- overgankelijk van pluisjes ontdoen of reinigen
- Het woord afpluizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afpluizen" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be