afmonsteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van afmonsteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afmonsteren | af te monsteren | ||||||||
toekomend | zullen afmonsteren af zullen monsteren |
te zullen afmonsteren af te zullen monsteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgemonsterd | te hebben afgemonsterd | ||||||||
toekomend | afgemonsterd zullen hebben | afgemonsterd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afmonsterend | afgemonsterd | ev. monster af |
mv. verouderd monstert af |
monstere af (bijzin) afmonstere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | monster af | monstert af | monstert af | monstert af | monstert af | monsteren af | monsteren af | monsteren af | |||
verleden (o.v.t.) | monsterde af | monsterde af | monsterde af | monsterde af | monsterde af | monsterden af | monsterden af | monsterden af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afmonsteren | zult/zal afmonsteren | zult/zal afmonsteren | zult afmonsteren | zal afmonsteren | zullen afmonsteren | zullen afmonsteren | zullen afmonsteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afmonsteren | zou afmonsteren | zou(dt) afmonsteren | zoudt afmonsteren | zou afmonsteren | zouden afmonsteren | zouden afmonsteren | zouden afmonsteren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afmonster | afmonstert | afmonstert | afmonstert | afmonstert | afmonsteren | afmonsteren | afmonsteren | |||
verleden (o.v.t.) | afmonsterde | afmonsterde | afmonsterde | afmonsterde | afmonsterde | afmonsterden | afmonsterden | afmonsterden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afmonsteren af zal monsteren |
zult/zal afmonsteren af zult/zal monsteren |
zult/zal afmonsteren af zult/zal monsteren |
zult afmonsteren af zult monsteren |
zal afmonsteren af zal monsteren |
zullen afmonsteren af zullen monsteren |
zullen afmonsteren af zullen monsteren |
zullen afmonsteren af zullen monsteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afmonsteren af zou monsteren |
zou afmonsteren af zou monsteren |
zou(dt) afmonsteren af zou(dt) monsteren |
zoudt afmonsteren af zoudt monsteren |
zou afmonsteren af zou monsteren |
zouden afmonsteren af zouden monsteren |
zouden afmonsteren af zouden monsteren |
zouden afmonsteren af zouden monsteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgemonsterd | hebt afgemonsterd | hebt/heeft afgemonsterd | hebt afgemonsterd | heeft afgemonsterd | hebben afgemonsterd | hebben afgemonsterd | hebben afgemonsterd | |||
verleden (v.v.t.) | had afgemonsterd | had afgemonsterd | had afgemonsterd | hadt afgemonsterd | had afgemonsterd | hadden afgemonsterd | hadden afgemonsterd | hadden afgemonsterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgemonsterd hebben | zal/zult afgemonsterd hebben | zult/zal afgemonsterd hebben | zult afgemonsterd hebben | zal afgemonsterd hebben | zullen afgemonsterd hebben | zullen afgemonsterd hebben | zullen afgemonsterd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgemonsterd hebben | zou afgemonsterd hebben | zou/zoudt afgemonsterd hebben | zoudt afgemonsterd hebben | zou afgemonsterd hebben | zouden afgemonsterd hebben | zouden afgemonsterd hebben | zouden afgemonsterd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgemonsterd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgemonsterd | er is afgemonsterd | |||||||||
verleden | er werd afgemonsterd | er was afgemonsterd | |||||||||
toekomend | er zal afgemonsterd worden | er zal afgemonsterd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgemonsterd worden | er zou afgemonsterd zijn | |||||||||
lijdende vorm afgemonsterd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgemonsterd worden | afgemonsterd te worden | ||||||||
toekomend | afgemonsterd zullen worden | afgemonsterd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgemonsterd zijn | afgemonsterd te zijn | ||||||||
toekomend | afgemonsterd zullen zijn | afgemonsterd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgemonsterd | wordt afgemonsterd | wordt afgemonsterd | wordt afgemonsterd | wordt afgemonsterd | worden afgemonsterd | worden afgemonsterd | worden afgemonsterd | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgemonsterd | werd afgemonsterd | werd afgemonsterd | werdt afgemonsterd | werd afgemonsterd | werden afgemonsterd | werden afgemonsterd | werden afgemonsterd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgemonsterd worden | zult afgemonsterd worden | zult afgemonsterd worden | zult afgemonsterd worden | zal afgemonsterd worden | zullen afgemonsterd worden | zullen afgemonsterd worden | zullen afgemonsterd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgemonsterd worden | zou afgemonsterd worden | zou/zoudt afgemonsterd worden | zoudt afgemonsterd worden | zou afgemonsterd worden | zouden afgemonsterd worden | zouden afgemonsterd worden | zouden afgemonsterd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgemonsterd | bent afgemonsterd | bent/is afgemonsterd | zijt afgemonsterd | is afgemonsterd | zijn afgemonsterd | zijn afgemonsterd | zijn afgemonsterd | |||
verleden (v.v.t.) | was afgemonsterd | was afgemonsterd | was afgemonsterd | waart afgemonsterd | was afgemonsterd | waren afgemonsterd | waren afgemonsterd | waren afgemonsterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgemonsterd zijn | zult afgemonsterd zijn | zult afgemonsterd zijn | zult afgemonsterd zijn | zal afgemonsterd zijn | zullen afgemonsterd zijn | zullen afgemonsterd zijn | zullen afgemonsterd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgemonsterd zijn | zou afgemonsterd zijn | zou/zoudt afgemonsterd zijn | zoudt afgemonsterd zijn | zou afgemonsterd zijn | zouden afgemonsterd zijn | zouden afgemonsterd zijn | zouden afgemonsterd zijn |