afkammen
- af·kam·men
- samenstelling van af en kammen [1]
afkammen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afkammen |
kamde af |
afgekamd |
zwak -d | volledig |
- iets meer afkeuren dan eigenlijk gerechtvaardigd is
- De boekbespreker gaat ook niet de branche afkammen aan de hand van tientallen pulpromans. Hij bespreekt de belangrijke schrijvers en laat de troep links liggen. [3]
1. iets meer afkeuren dan eigenlijk gerechtvaardigd is
- Het woord afkammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afkammen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ afkammen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Wilfred Takken 26 oktober 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be